Nee, deze column gaat over mijn vensterbanktuin. Een seizoen geleden meldde ik u al met trots mijn beginnersgeluk: de kruidenbak van een halve meter. Daar is mijn vensterbank bijgekomen, plus de teil van mijn grootmoeder. Waar eerst mijn oma’s klok stond en twee orchideeën, zijn nu tuinkers, avocado, raapstelen, basilicum en tomaten aan het proberen te ontkiemen. Aan mijn liefde zal het niet liggen. Vol ontzag en verbazing heb ik zandkorrelgrote zaadjes onder een verfijnd laagje aarde gelegd. Want zeg nou zelf: gelooft u het dat iets wat de grootte heeft van een speldenknop een paar maanden later tomaten kunnen worden? Met de raapstelen die inmiddels als stamppot op mijn bord hebben gelegen, heb ik weliswaar het eerste bewijs van een wonder binnen, maar de rest van het gezaaide blijft nog angstvallig onder de donkere aarde verstopt zitten.

Liefdevol toespreken

Dus spreek ik de potten in de vensterbank liefdevol toe tot opgroeien: de avocado die toch na acht weken volharding een petieterig worteltje begint te krijgen krijgt een compliment, de tuinkers die ik alvast bedank voor het feit dat ie morgen opgegeten wordt. De rest van de potten bied ik mijn welgemeend excuus aan voor mijn monsterlijke woede-uitbarsting na een onwillige printopdracht, waar zij onbedoeld getuigen van waren.

Tja, mensen zijn soms monsters waar het de natuur aangaat. Maar het is nooit te laat om spijt te betuigen en het goed te maken.